Moniales

1. Moniales cartusienses
Praeliminaria
Een teken van de uitstraling van de pas gestichte Grande Chartreuse was de affiliatie van de monialen van de abdij van Prébayon in de Provence. In 1145 vroeg deze communiteit, die leefde volgens de regel van de heilige Cesarius, te mogen aansluiten bij de Grande Chartreuse. Ze verzocht Johannes van Spanje, prior van de kartuis van Montrieux, de Consuetudines enigszins aangepast te mogen aannemen. Dat was het begin van de vrouwelijke tak van de kartuizerorde. Een tweede monasterium werd opgericht in Bertaud in 1185. In de loop van de dertiende eeuw werden twaalf huizen gesticht, maar weinige bleven bestaan. In feite waren er nooit meer dan vijf monialenkloosters op hetzelfde moment.
Zowel bij de monialen als bij de monniken, geschieden de liturgische getijden op dezelfde wijze, dag en nacht. Handenarbeid, stil gebed, officies zijn nagenoeg identiek. In de loop der geschiedenis heeft er wel een grote omwenteling plaatsgegrepen in het dagelijkse leven bij de monialen. Oorspronkelijk had men het idee dat de eenzaamheid veel lastiger te beleven was door vrouwen dan door mannen, waardoor het gemeenschapsleven veel belangrijker was bij de monialen. Hieronder volgt de dagorde van de monialen en van de conversen en donaten zoals die nog gold in de kartuizerinnenkloosters in het midden van de vorige eeuw.

Sinds 1970 sluit het dagschema van de conversen en donaten steeds dichter aan bij de levenswijze van de koormonialen. Er wordt enkel op zon- en feestdagen in de refter gemeenschappelijk gegeten en er is slechts tweemaal per week een recreatie van hooguit één uur. Ook zijn de cellen groter geworden: vroeger waren het grote kamers, nu zijn ze vergelijkbaar aan de monnikencellen.
De levensstijl in kartuizerinnenkloosters is analoog aan die van de mannelijke kartuizers. We verwijzen daarvoor naar het deel over de monniken.
Toch hebben de monialen een eigen generaal kapittel, samengesteld uit de prior-generaal, de priorinnen, de visitatoren van de monialen en drie zusters afgevaardigd door de communiteiten.
De kartuizerinnen hebben het voorrecht van de maagdenwijding bewaard, die sinds eeuwen niet meer toegepast werd in de kerk. Deze wijding, voorbehouden aan de bisschop, omvat vooreerst de riten van het romeins pontificaal: dit is het liturgisch boek voor de bisschoppelijke functies, nl. het opleggen door de bisschop van de sluier, de ring en de kroon, en het overhandigen van de liturgische boeken. Dan volgt iets specifieks cartusiaans: hij geeft hun de "stool" en de "manipel" aan de rechterarm. Zowel de koormonialen als de conversen kunnen die wijding ontvangen als ze maagd zijn, tenminste 25 jaar oud zijn en hun plechtige geloften of professie hebben afgelegd.
De gewijde maagden dragen deze uiterlijke kentekenen slechts op de dag van hun wijding, op de vijftigste verjaardag ervan en op de dag van hun overlijden. Het epistel van de conventsmis zingen ze evenwel zonder die uiterlijke kenmerken. Bij ontstentenis van een priester lezen ze tijdens de metten het evangelie, daarbij de stool dragend.
Hun kleding is nagenoeg identiek aan die van de monniken, dus ook een "kovel" met de karakteristieke zijbanden. In plaats van een kap hebben ze een guimpe die de hals bedekt, een hoofdband en een sluier die het gelaat kan bedekken. Voor bepaalde ceremonies bekleden ze zich met een grote witte mantel.
In elke monialenkartuis is er een pater vicaris om de mis op te dragen en de geestelijke leiding van de zusters te verzekeren. Indien mogelijk wordt de vicaris bijgestaan door een pater coadjutor en door één of twee broeders die het vicariaat onderhouden en de zwaarste karweien verrichten. Ze bewonen een huis dat enigszins afgezonderd staat, maar aan het klooster paalt. De kapel wordt in twee gedeeld door een ijzeren traliewerk: aan de ene kant staat de celebrant, aan de andere zijde bevinden zich de zusters. De communie wordt uitgereikt doorheen een kleine opening ingewerkt in het midden van het traliewerk.
In principe mag geen enkele man binnengaan in een kartuizerinnenklooster, ook niet de visitator noch de vicaris. Enkel de bisschop mag tijdens de jaarlijkse visitatie in het klooster, en voor bepaalde gelegenheden mogen de broeders ook binnengaan voor zware karweien.
In ieder monasterium is er een spreekkamer, waar de vicaris zich kan onderhouden met de priorin. De andere leden van de communiteit kunnen slechts met de vicaris spreken in de biechtstoel. – © [Gaens & De Grauwe 2006]60-64.

Tabula horarum ad sorores chorales
23u30
cel: metten en lauden van het O.L.V. officie
00u15
kerk: metten en lauden van het groot officie
02u15
cel: priem van het O.L.V.officie; naar bed
05u30
cel: opstaan, priem van de dag, terts van O.L.V., angelus, vrije tijd
06u45
kerk: aanbidding
07u00
kerk: conventsmis, dankzegging, terts van de dag; sext van O.L.V. gereciteerd twee aan twee
09u00
cel: handenarbeid
10u00
kerk: sext van de dag
10u15
refter: middagmaal; daarna gemeenschappelijke recreatie
12u00
cel: angelus, noon van beide officies, handenarbeid en geestelijke lezing
14u30
cel: vespers van O.L.V.
14u45
kerk: vespers van het groot officie
15u30
cel: arbeid, stil gebed
16u45
refter: avondmaal
17u15
cel of tuin: vrije tijd
18u00
cel: recollectie, angelus, completen
19u00
cel: naar bed

Tabula horarum ad sorores conversas et donatas:
00u00
cel: opstaan
00u15
kerk: metten en lauden
01u15
cel: naar bed
04u45
cel: opstaan
05u00
cel: stil gebed, meditatie
kerk: mis, vier kleine uurtjes, door iedereen afzonderlijk gebeden
07u00
cel: onderhoud van de cel
07u15
ateliers: arbeid
10u15
refter: middagmaal en recreatie
12u00
ateliers: arbeid
14u00
cel: geestelijke lezing
14u30
kerk: aanbidding
14u45
kerk: vespers
15u00
ateliers: arbeid
16u45
refter: avondmaal
17u30
ateliers: arbeid
18u30
cel: geestelijkie lezing, completen
20u00
cel: bed


2. Moniales Bethlehemenses
Bij de afkondiging van het dogma van de Tenhemelopneming van Maria in 1950, bevond zich in de menigte een zekere Soeur Marie, die juist teruggekeerd was van een vierjarig verblijf in een contemplatieve gemeenschap en één jaar afzondering, in navolging van de woestijnvaders en de heilige Bruno. Ze voelde, enigszins onbewust, dat er in die menigte mensen geroepen zouden worden om het mysterie van Maria te beleven in een nieuwe religieuze orde. Ze begreep eigenlijk de zin van haar nieuwe roeping niet ten volle, maar toch vertrok ze het jaar daarop samen met een andere zuster naar Chamvres in de Bourgogne, waar ze zich toelegden op een leven van gebed en eenzaamheid. Toen een derde zuster zich bij hen aansloot, vroegen ze aan de aartsbisschop van Sens het habijt te mogen ontvangen en geloften af te leggen. Dat was het begin van een nieuwe orde. Na enkele maanden waren ze reeds met tien. De eigenlijke roeping van de orde kreeg een duidelijke gestalte.
Deze groep verliet in 1954 de Bourgogne en ging zich vestigen te Méry-sur-Oise. Ze vormden een communiteit met als doel het oorspronkelijke monastieke ideaal te beleven in volkomen eenzaamheid. In 1959 verbleven heel wat zusters in verschillende Griekse en Libanese monasteria om er de traditie van de laurae te leren kennen. Hierdoor beïnvloed gaven de zusters definitief gestalte aan hun orde, vanaf dan "Zusters van Betlehem".
In 1973 konden de zusters hun intrek nemen in de voormalige kartuis van Currière dichtbij de Grande Chartreuse. Sindsdien werd de invloed van de kartuizers steeds beter voelbaar in hun levenswijze. Nochtans is er slechts een spirituele band tussen de nieuwe orde en de kartuizers en geen juridische. Ze aanzien de heilige Bruno ook als hun vader en hebben veel gemeen met de kartuizers qua stilte, eenzaamheid en leven in de cel. Twee grote verschillen: er is geen onderbreking van de nachtrust en weinig gregoriaans, maar wel duiken sterke oosterse invloeden op in de liturgie.
De orde nam een forse uitbreiding en in 1976 kwam er een mannelijke tak bij. Ook in België stichtten ze een klooster. Van 1971 tot 1975 verbleven zes zusters in een aanhorigheid van de abdij van Chèvetogne, waar ze werkten in het gastenkwartier. Maar de ruimte waarover ze beschikten en het werk bij de gasten, lieten hun niet toe hun eigenlijke roeping ernstig te beleven. Ze keerden terug naar Frankrijk.
In 1981 kwam een groepje terug naar België op verzoek van de bisschop van Namen. Ze gingen wonen in de oude abdij van Marche-les-Dames. De zusters hadden plannen om het klooster te renoveren en uit te breiden, maar in 1991 vernamen ze dat de wetgeving niet toeliet hun bouwplannen te realiseren. In 1993 kregen de monialen bij testament van de Belgische koning Boudewijn een deel van het koninklijk domein Fridhem te Opgrimbie. Vele moeilijkheden beletten de zusters vlug een definitief klooster op te trekken. Na lang aanslepende procedures werd tenslotte toch een bouwvergunning gegeven. Intussen waren reeds heel wat Vlaamse zusters ingetreden.
De orde van de monniken en monialen van Betlehem, Maria Ten-Hemel-Opgenomen en de heilige Bruno hebben op dit ogenblik vier mannenkloosters met een vijftigtal monniken en een dertigtal monialenkloosters met ongeveer 500 leden. Ze zijn verspreid over de hele wereld, o.m. in Frankrijk, Italië, Israel, Oostenrijk, Spanje, V.S., Duitsland, Argentinië, Canada, Litouwen, Polen, Chili, Portugal en België. – © [Gaens & De Grauwe 2006]143-144.

Conspectus bibliographicus
- Colla, Jan, Steun voor Opgrimbie. Lokale kerkgemeenschap toont dat er een draagvlak is voor monialen, in: Kerk & Leven. Aartsbisdom, 74 (2013), nr. 21 (22 mei 2013). — Zie bijlage.
- Einig, Regine, Die Stille ist ihr Lebenselement. Zu Besuch in der anbetenden Kirche: In Kloster Marienheide leben zwölf Schwestern von Bethlehem in der Tradition der Wüstenväter und des heiligen Bruno, in: Die Tagespost. Katholische Zeitung für Politik, Gesellschaft und Kultur, nr. 155/156 (30.12.2014), Würzburg, 2014, 20-21, ill. — Zie bijlage.
- Mulitzer, Matthias, Monasterio Maria im Paradies in Austria. The Maria im Paradies convent in Austria, in: Domus. La città dell' uomo, nr. 984 / oktober (2014), 50-63, ill. — Zie bijlage.
- Peeters, Tim, De heilige Bruno achterna: getuigenis van een bijzondere roeping, in: Het Teken, 83 (2010), 139-142, 2 ill. — Zie bijlage.
- Peeters, Tim, Gastvrije gemeenschap van solitairen. Monastieke Familie van Bethlehem wordt zestig, in: Tertio geloofwaardig. Christelijk opinieweekblad, 11:559 (2010), 10.
- Peeters, Tim, Kartuizerinnen op zoek naar stabiele observantie: relaas van een lang geboorteverhaal, in: De Kovel. Monastiek tijdschrift voor Vlaanderen en Nederland, nr. 34 (september 2014), 50-61, ill. — Zie bijlage
- Eine Schwester von Bethlehem [Kartäuserin], ‘Die monastische Familie von Bethlehem und der Aufnahme Mariens in den Himmel’, in: Norbert Esser (red.), Christliche Mystik in Kloster und Welt, Sinzig 1997, 34-61.
- Vranckx, Jos, Jonge zusters in het spoor van de oude woestijn. Een nieuw Bethlehem in de Ardennen [Marche-les-Dames], in: Gazet van Antwerpen (Gazet van Mchelen), 24-26 december 1982.